Voor het eerst gaan onderzoekers kijken naar de gevolgen van huiselijk geweld in gezinnen waar kinderen van dove moeders als tolk helpen (CODA’s: kinderen van dove ouders, red.). Dit onderzoek wordt gedaan in Engeland en richt zich op het trauma dat deze kinderen kunnen krijgen. Omdat er niet genoeg professionele tolken zijn, moeten dove vrouwen vaak hun kinderen gebruiken om gevoelige details te communiceren. Dit kan moeilijk zijn voor zowel de kinderen als hun moeders.
Het project wordt geleid door professor Jemina Napier van de Heriot-Watt Universiteit in Edinburgh. Het doel is om te laten zien welke problemen dove vrouwen hebben als ze hulp zoeken bij huiselijk geweld. Jemina werkt samen met Dr. Claire Houghton van de Universiteit van Edinburgh, die veel weet over gendergerelateerd geweld en jonge slachtoffers.
In de eerste fase van het project praten de onderzoekers met dove moeders en deskundigen in heel Engeland. Het doel is beter te begrijpen hoe kinderen worden beïnvloed als ze moeten tolken in moeilijke situaties. Met de resultaten uit deze fase wordt dan onderzocht welke maatregelen er genomen moeten worden.
Dove vrouwen hebben drie keer meer kans op huiselijk geweld dan horende vrouwen. Daders gebruiken hun doofheid vaak om macht over hen te hebben, bijvoorbeeld door toegang tot hulp in de Britse Gebarentaal (BSL) te blokkeren. Volgens Jemina is er weinig onderzoek gedaan naar hoe dove vrouwen toegang hebben tot taal en hulp bij huiselijk geweld. Veel dove vrouwen weten niet wat huiselijk geweld is en waar ze hulp kunnen krijgen. Ook moeten kinderen die met hun moeder huiselijk geweld meemaken vaak als tolk optreden. Dit kan voor hen langdurige trauma’s veroorzaken.
Het onderzoek begint in januari 2025 en de eerste resultaten worden in december 2025 verwacht. De onderzoekers hopen met dit project meer aandacht te krijgen voor het probleem en betere hulp te bieden aan dove vrouwen en hun gezinnen.
Onze collega’s van Teckenrapport spraken met Mia Modig en Carolina Ekström van de Zweedse Nationale Vrouwenopvang en Ondersteuning in Gebarentaal (NKJT). Zij zeggen dat NKJT blij is met dit belangrijke onderzoek. Volgens hen wordt er vaak te weinig gekeken naar de rechten en behoeften van CODA-kinderen. Bijvoorbeeld in opvanghuizen, waar kinderen soms als tolk moeten werken, of in pleeggezinnen worden geplaatst die geen kennis van gebarentaal hebben. Ze vertellen ook dat ze voor de Zweedse overheidsorganisatie voor participatie (MFD) werken aan een rapport over wat dove slachtoffers van geweld en hun kinderen nodig hebben in opvanghuizen.
Artikel: Tine Hedin / Teckenrapport
Vertaling + revisie: Jos de Winde