Ook al zijn de lockdowns door de coronapandemie allang voorbij, nog steeds één op de drie Nederlanders werkt regelmatig thuis. Ze doen meestal een combinatie van thuiswerken en werken op kantoor. Dat heet “hybride werken”. Fulltime thuiswerken gebeurt niet veel.
Dat zegt kennisinstituut TNO (Nederlandse organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek). TNO heeft een onderzoek gedaan met 6.000 werkenden. TNO heeft daarbij gekeken naar hoe de dingen waren in het midden van 2023, en vergeleken dat met hoe het was aan het einde van 2019.
Daaruit blijkt dat 35 procent van de werkenden regelmatig thuis werkt. Gemiddeld doen ze dat 6,8 uur per week. Dat is ruim 2,5 keer meer dan vóór corona, die in 2020 begon.
Thuiswerken is vooral toegenomen bij mensen die al thuiswerkten vóór corona.
In maart 2020 besloot de regering om de eerste lockdown in te stellen. Dit zorgde ervoor dat veel mensen die dat konden, vanuit huis gingen werken. Toen in 2022 de laatste lockdown was opgeheven, zijn veel bedrijven overgestapt op hybride werken.
Slechts 6 procent van de werkenden gaat tegenwoordig elke dag thuiswerken. De belangrijkste redenen om (ook) op locatie te werken zijn:
– sociale contacten met collega’s
– samenwerking met collega’s
De belangrijkste reden om (deels) thuis te werken zijn:
– de vorm van het werk
– minder reistijd
– productiviteit en concentratie.
Bijna een derde van de werknemers zegt zelf te kunnen bepalen waar of wanneer er wordt gewerkt. Toch zijn er niet altijd afspraken gemaakt over hybride werken. Bij 1 op de 5 werknemers die thuis kan werken zijn er binnen de organisatie geen afspraken over hybride werken.
Het vele thuiswerken zorgt wel voor minder beweging. Het aantal ‘beeldschermuren’ tijdens het werken steeg van 4,6 naar 5,6 uur per dag. Ook privé zitten we sinds corona vaker achter een beeldscherm.