Reizen met de auto of het openbaar vervoer is voor veel gezinnen en stellen met een normaal inkomen te duur geworden. Dit blijkt uit een onderzoek van het Nibud, in opdracht van de Mobiliteitsalliantie. Dit is een groep van organisaties die samenwerken op het gebied van (openbaar) vervoer.
Niet alleen mensen met een laag inkomen hebben moeite met de kosten van reizen, maar ook gezinnen en stellen met een normaal inkomen. Zij hebben vaak honderden euro’s tekort om te kunnen reizen, behalve als ze op andere dingen besparen.
Sinds 2015 zijn de reiskosten met bijna 30 procent gestegen, meer dan de inflatie van 26 procent. Dit komt door hogere benzineprijzen en duurdere kaartjes voor het openbaar vervoer. Het maakt niet veel uit of een gezin kiest voor de auto of het openbaar vervoer. Het ov is vaak goedkoper, maar in een auto passen meer mensen, waardoor het prijsverschil klein is.
Uit het onderzoek blijkt dat mensen in de stad minder geld uitgeven aan vervoer dan mensen buiten de stad. In de stad is er meer openbaar vervoer en gebruiken mensen vaker de fiets. Buiten de stad zijn er minder bussen en treinen, en fietsen is vaak geen goede optie. Daarom zijn de kosten voor vervoer daar hoger.
De Mobiliteitsalliantie zegt dat dure reiskosten niet alleen gezinnen raken, maar ook slecht zijn voor de samenleving. Mensen moeten steeds vaker kiezen tussen reizen voor hun werk of naar familie gaan. Veel werknemers krijgen geen reiskostenvergoeding, terwijl dat juist voordelig kan zijn voor belasting, ook als ze met de fiets of scooter reizen.
De Mobiliteitsalliantie vraagt de overheid om ervoor te zorgen dat wonen, werken en voorzieningen dichter bij elkaar zijn. Zo hoeven mensen minder vaak dure vervoermiddelen te gebruiken. Dit helpt mensen om hun manier van reizen beter aan te passen aan wat ze kunnen betalen.