Discriminatie op de arbeidsmarkt is voor veel moslima’s een “alledaagse ervaring” die in alle fasen van het arbeidsproces voorkomt, vooral als ze een hoofddoek dragen. Dit blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit, uitgevoerd in opdracht van demissionair minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In een brief aan de Tweede Kamer meldt Van Gennip dat moslima’s met een hoofddoek bij sollicitaties 2 tot 7 keer minder vaak positieve reacties krijgen vergeleken met andere vrouwen. Bij vrouwen met een Turks-Nederlandse achtergrond en een hoofddoek heeft 43 procent discriminatie ervaren op stage of werk, tegenover 38 procent zonder hoofddoek. Bij Marokkaans-Nederlandse vrouwen zijn deze percentages respectievelijk 37 procent en 29 procent.
Van Gennip benadrukt dat dit soort discriminatie in alle sectoren voorkomt, maar vooral in de detailhandel, economische en commerciële sectoren, en beroepen met klantcontact. Eerdere studies lieten al zien dat discriminatie veel voorkomt bij werving en selectie. Het onderzoek van de Radboud Universiteit bevestigt dit beeld en wijst op vooroordelen op basis van etniciteit en gender.
Daarnaast wordt duidelijk hoe vrouwen met een moslimachtergrond discriminatie op de werkvloer ervaren, vooral in de vorm van microagressies. Deze subtiele, vaak verborgen vormen van ongewenst gedrag zijn voor buitenstaanders minder zichtbaar, maar zeer voelbaar voor de moslima’s.
Van Gennip wil de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) inschakelen om met werkgevers te praten over het tegengaan van stigmatisering en verborgen agressie op de werkvloer.
Van Gennip vindt het ook erg jammer dat het wetsvoorstel tegen discriminatie op de arbeidsmarkt afgelopen maart door de Eerste Kamer is afgewezen. Dit wetsvoorstel zou een wettelijke basis hebben gelegd voor handhaving op het gebied van antidiscriminatie bij werving en selectie. De fracties BBB, VVD, JA21, PVV, FvD, 50Plus, en SGP stemden tegen dit voorstel.
