Na langdurige gesprekken hebben de leiders van de Europese Unie besloten om Oekraïne nog eens 5 miljard euro extra steun te geven. Dit geld komt bovenop een speciaal fonds dat niet bij het reguliere EU-budget hoort. Lidstaten krijgen geld uit dit fonds als ze munitie en spullen aan Oekraïne leveren.
In Oekraïne zijn ze blij met dit nieuws. Het leger daar heeft namelijk te weinig munitie en wapens, en het Russische leger wint terrein. Nu de militaire steun van de Verenigde Staten stopt, is hulp van de EU extra belangrijk. De Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken zegt dat dit een duidelijk teken van Europese eenheid is.
Maar voordat dit besluit werd genomen, waren er veel discussies tussen de EU-landen. Sommige landen, zoals Hongarije, Frankrijk en Duitsland, hadden bezwaren. Duitsland wilde bijvoorbeeld niet 100% geven aan het nieuwe fonds, omdat het zelf al heel veel wapens geeft aan Oekraïne.
Maar nu is er een afspraak gemaakt: als een land zoals Duitsland zelf al wapens geeft aan Oekraïne, dan wordt hiervan minder dan 50% meegeteld voor de bijdrage aan het nieuwe fonds.
In het akkoord staat ook dat de voorkeur uitgaat naar Europese wapens, maar in noodgevallen mag Oekraïne spullen van buiten Europa krijgen.
Het geld voor het fonds komt van alle EU-landen. Nederland moet ongeveer 300 miljoen euro bijdragen. Eerder is al 6,1 miljard euro uit het oude fonds gebruikt om Oekraïne te helpen.
Oekraïne heeft tekorten, zoals een gebrek aan artilleriegranaten. Tsjechië heeft beloofd om vanaf juni extra voorraden te leveren, waaronder 800.000 artilleriegranaten.